Van Kaam advocaten

K
K
 

Intellectueel eigendom, media- en privacyrecht is ons terrein. Dat kennen wij als geen ander. Door en door. Van binnen en van buiten. We zijn vertrouwd met de verdediging van de ene kant en thuis in het bijstaan van de andere kant. Waardoor uw wederpartij voor ons geen geheimen heeft.

 

 

Praised for its knowledge, speed, 'hands-on approach' and 'great value for money'.

- The Legal 500

Arrest Hoge Raad inzake afgifte journalistiek bronmateriaal

STill_uitzending_Radar_29_september_2008.PNG

Zes en een half jaar na het vonnis in eerste aanleg heeft de Hoge Raad op 29 september jl. het beroep in cassatie van Pretium inzake de vordering tot afgifte van ruw beeld- en geluidsmateriaal verworpen en deze afgifte daarmee definitief als strijdig met art. 10 EVRM geoordeeld. Het arrest van het Hof Den Haag van 22 december 2015 is daarmee bekrachtigd.

 

Het hof heeft terecht geoordeeld dat de door Pretium op grond van artikel 843a Rv gevorderde afgifte van het ruwe beeld- en geluidsmateriaal moet worden afgewezen, gelet op het aan AVROTROS toekomende recht op vrije meningsuiting en nieuwsgaring. In tegenstelling tot hetgeen Pretium heeft aangevoerd is voor afgifte niet vereist dat alle alternatieve wijzen van bewijsgaring uitgeput of afwezig dienen te zijn. Het hof mocht oordelen dat door het onbenut laten van de mogelijkheid tot getuigenverhoor door Pretium de met de afgifte veroorzaakte beperking van de uitingsvrijheid van Avrotros ontoelaatbaar was. Dit zou in strijd zijn met de met de voor art. 10 lid 2 essentiële eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Met het arrest is een einde gekomen aan de discussie omtrent de door Pretium in 2010 ingestelde vordering tot afgifte van al het ruwe beeld- en geluidsmateriaal van een cursus waar callcentermedewerkers van Pretium worden opgeleid, welk materiaal voor het televisieprogramma Tros Radar verzameld is. Al eerder oordeelde het hof dat ook dit ruwe en niet uitgezonden verborgen cameramateriaal onder de bescherming van de uitingsvrijheid valt.

 

Deze zaak werd behandeld door Bertil van Kaam, Remco Klöters en Jurian van Groenendaal.